Esperanto als opstap naar meertaligheid voor kinderen
Richtlijnen voor docenten
Inleiding
Het leerobject Opstap naar Meertaligheid (Multilingualism Accelerator - MLA) is gecreëerd om te dienen als initiatie tot het aanleren van vreemde talen en om het aanleren van die talen te versnellen. Zoals bekend zijn de grondslagen van (de plantaal) Esperanto planmatig vastgelegd en daarom heeft de taal een heel regelmatige grammatica en een woordvormingssysteem dat gebruikmaakt van woordstammen en affixen. Op die manier is het al mogelijk om in één schooljaar, na slechts 60 studie-uren en met behulp van elektronisch huiswerk dat de leerlingen zelf kunnen maken via hun computer, een minimale basis van het Esperanto aan te leren, genoeg om de leerlingen in staat te stellen zelfstandig te spreken, te begrijpen en te lezen op basis van een minimum aan aangeleerde morfemen.
Tijdens de cursus leren kinderen spelenderwijs de basis van een analytische taal en dat geeft hen een duidelijk idee van hoe talen functioneren. Kinderen maken kennis met grammaticale concepten zoals meervoud, de twee basisnaamvallen (nominatief en accusatief), de manieren waarop zinnen gebouwd worden en de mogelijkheden om talrijke nieuwe woorden te vormen, op basis van woordstammen en affixen die in elke etnische taal bestaan. Zo krijgen leerlingen een duidelijk inzicht in de universele structuur van talen, ook metataalkennis genoemd.
Al na twee studie-uren hebben kinderen door dat alle zelfstandige naamwoorden een -O-uitgang hebben en dat werkwoorden in de tegenwoordige tijd de -AS-uitgang hebben. Als ze begrijpen dat ze met die wetenschap en met de kennis van twintig woorden zelf al zinnen kunnen bouwen, doen ze daarmee belangrijke metataalkennis op die hen helpt om gemakkelijker de grammatica van hun moedertaal te begrijpen en van de talen die ze nog zullen leren. Al in het tweede studie-uur krijgen kinderen vier omslagen, die kleurkaarten bevatten met woorden van drie soorten voor vier zinsdelen. Door willekeurig uitgekozen woorden in dezelfde volgorde - eerst de rode, dan de gele en dan de groene kleur - te leggen, vormen ze zinnen die zij moeten vertalen en waarvoor ze moeten nagaan of de gevormde zin betekenis heeft of niet. Dit is een leuk spel waarmee ze snel de functie van een zelfstandige naamwoord, werkwoord of voorzetsel inzien. Ze amuseren zich met de resultaten van hun vertaling en leren tegelijkertijd de betekenis van de woorden.
Het didactisch materiaal is gebaseerd op een wetenschappelijke benadering van de frequentie van woordgebruik en grammatica.
Al in 1979 werd, tijdens een internationale bijeenkomst van Esperantogezinnen in Luzern (Zwitserland), een interessant onderzoek gedaan. Het betrof het tellen van morfemen in het dagelijks spraakgebruik van kinderen die van bij hun geboorte Esperanto spreken, parallel met de etnische taal van het land waar ze wonen en/of de talen van hun ouders. In Luzern werden toen 60.000 woorden geregistreerd, onderverdeeld op basis van de morfemen. Alleen voor Esperanto is het mogelijk om alle woorden onder te verdelen volgens duidelijke morfemen. De morfemen werden via een bepaalde toepassing geteld en gerangschikt volgens frequentie. De resultaten achteraf waren spectaculair. In het volledige corpus waren slechts 1500 verschillende morfemen, waarvan de eerste 467 95% van het hele corpus dekten, en de 250 meestvoorkomende 80% van het hele corpus. Enkele jaren geleden werden de morfemen geteld in een corpus van internetteksten met 10 miljoen woorden. De resultaten waren heel gelijklopend met de percentages van de meestvoorkomende morfemen in spreektaal. Het verschil tussen dit onderzoek en het eerste, oudere onderzoek was slechts een detail, met name dat het oudere onderzoek (in Luzern) meer morfemen omvatte die van belang zijn bij het spreken met kinderen.
Op basis van de lijst van meestvoorkomende morfemen ontstond het Esperanto-leerboek volgens de zogenaamde Zagreba metodo [Zagrebse methode], dat nu nog altijd bestaat en de mogelijkheid biedt om Esperanto te leren via een veertigtal talen.
Het leerobject Akcelilo por Multlingveco [MLA] is gebaseerd op die onderzoeken naar de gebruiksfrequentie van morfemen in spreektaal. Op basis van zo'n 300 morfemen werd didactisch materiaal aangemaakt waarmee kinderen de taal en de grammatica kunnen inoefenen, door van bij het begin al zinnen te vormen, in plaats van vooraf klaargemaakte syntagma's. Omdat het onthouden van een groot aantal morfemen een van de belangrijkste struikelstenen is bij het leren van elke taal, is een van de bedoelingen van MLA het aantal aan te leren morfemen tot een minimum te beperken, maar leerlingen toch de mogelijkheid te bieden om een groot gamma van zinnen te vormen en communicatievaardigheid op te doen. Daarbij is het in het bijzonder belangrijk dat tijdens het leerproces niet ongevraagd morfemen worden toegevoegd die niet voorzien zijn in het didactisch materiaal.
De idee achter het project is dat MLA docenten van vreemde talen traint enkel met behulp van het leerboek en didactisch materiaal in hun eigen taal, zonder voorafgaande studie van Esperanto. Het leermateriaal omvat een minimum aan Esperanto, dat docenten, die vertrouwd zijn met vreemde talen, kunnen aanleren parallel met hun leerlingen en tijdens de voorbereiding van hun lessen.
Proeflessen in drie scholen hebben het succes van de gekozen aanpak bewezen. De antwoorden op enquêtes bij kinderen, docenten en ouders toonde hun enthousiasme voor het aanleren van MLA. De kinderen vonden de cursus (2 uur per week) heel leuk, en de docenten vonden de cursus niet alleen interessant maar ze zagen er ook het nut van in. Aan de hand van twee testen op het einde van het schooljaar werd de vertrouwdheid van leerlingen nagegaan met elementaire grammaticale begrippen in hun moedertaal en hun meta-taalkennis. De testen werden afgenomen bij leerlingen die Esperanto hadden geleerd en bij een even grote vergelijkingsgroep van leerlingen die het niet hadden geleerd. Daaruit bleek dat de kinderen die MLA hadden geleerd veel meer resultaat boekten dan diegene die geen MLA hadden geleerd.
MLA is dus een heel nuttige initiatie tot vreemde talen, die het vreemde-talen-leerproces versnelt, maar het ook mogelijk maakt om beter de structuur en grammatica van de eigen moedertaal te snappen. Op basis van onderzoeken van gelijkaardige cursussen uit de jaren negentig veronderstellen wij dat het leerproces 25-30% sneller kan gaan in de daaropvolgende twee jaar studie van een vreemde taal. Daarna wordt het verschil in kennis van vreemde talen zelfs nog groter tussen MLA-leerlingen en niet-MLA-leerlingen.
Het doel van MLA is onder andere het actief gebruik van taal te stimuleren. Idealiter zouden klassen waar men MLA gebruikt al na de tweede les (10 dubbele lesuren) contacten moeten leggen met klassen uit andere landen waarmee ze zouden kunnen corresponderen of online gesprekken voeren. Nog beter zou zijn als er aan het einde van de cursus een internationale bijeenkomst zou plaatshebben met de meest verafgelegen groepen, maar dat is geen noodzaak.
Tot slot hierbij enkele voorbeelden van de propedeutische waarde van deze leermethode. Vooreerst is er de rechtstreekse kennisoverdracht van identieke of gelijkaardige woorden in bepaalde talen. Als leerlingen bijvoorbeeld Duits als tweede taal leren, zullen ze in Esperanto veel woorden met dezelfde oorsprong aantreffen, bijvoorbeeld LERNI, IN, NUR, DANKI, HAVI en dergelijke. Maar meer nog dan de rechtstreekse kennisoverdracht is de verborgen kennisoverdracht van belang, met name het snappen van begrippen als werkwoordstijd, modaliteit en dergelijke. De verborgen kennisoverdracht heeft te maken met het feit dat men tijdens het aanleren van de andere taal bepaalde metataalkennis opdoet, d.w.z. de kennis van de structuur van talen in het algemeen. Of deze kennis nuttig is of niet hangt af van de taal die wordt gebruikt als initiatietaal. Esperanto blijkt bij uitstek geschikt voor dit doel, of het nu gaat om Indo-Europese talen, agglutinerende talen als het Japans of het Turks, of isolerende talen als het Mandarijn (Chinees).
Wat is er nodig om MLA aan te leren?
Wat is Opstap naar Meertaligheid?
MLA is een didactisch instrument om vreemde talen aan te leren. Het is eenvoudig te gebruiken in scholen en elders, en het gebruik ervan wordt ondersteund door de website https://lernu.net./instruado?lang=nl. Het didactisch materiaal omvat zes lessen en 60 ermee samenhangende lesuren. Bijkomend zijn vier studie-uren voorzien voor herhaling en/of kennistest.
Waarom en hoe helpt het leren van Esperanto bij het aanleren van andere vreemde talen?
- Esperanto leren is relatief makkelijk voor leerlingen.
- Esperanto is een plantaal, wat betekent dat zijn ontwerper, de Poolse oogarts Zamenhof, de taal planmatig heeft ontworpen - net zoals men een gebouw volgens plan construeert. Zamenhof heeft heel goed nagedacht over de elementen waaruit Esperanto moest bestaan, zodat het zo gemakkelijk mogelijk aan te leren is. Als basis gebruikte hij Romaanse, Germaanse en Slavische talen en hij zorgde ervoor dat de taal bijna geen uitzonderlijke grammaticale vormen of andere uitzonderingen telt, die het leren van vreemde talen gewoonlijk bemoeilijken.
- Leerlingen herkennen in Esperanto onbewust elementen uit hun moedertaal.
- Omdat Esperanto gebaseerd is op diverse Romaanse, Germaanse en Slavische talen, komen leerlingen, terwijl ze die taal leren, op vertrouwd terrein, hetzij wegens de verwantschap van woorden (stammen en uitgangen), hetzij wegens de verwantschap van grammaticale regels.
- Esperanto behoort tot de talen van het flecterende type.
- De meerderheid van de grammaticale regels is vergelijkbaar met die van de moedertaal van de leerlingen. Dit helpt hen die regels te herkennen en onbewust op te pikken.
- Als leerlingen één taal leren, leren ze gemakkelijker andere talen.
-
Als we een nieuwe taal leren, brengen we manieren en strategieën over van de ene taal naar de andere. Zo leggen we (onbewust) verbanden tussen woorden en grammaticale regels over talen heen en wij kennen al de leerprocessen.
(https://www.psychologytoday.com/intl/blog/life-bilingual/201506/can-second-language-help-you-learn-third).
Zo vormt MLA een brug tussen het leren van talen door individuen en de actuele taalpolitiek van Europa, die beantwoordt aan de verwachtingen van de ouders.
Hoe past MLA in de taalpolitiek van de Europese Unie en de verwachtingen van ouders?
Mondialisering en mobiliteit maken dat ouders vandaag in de EU, in lijn met de taalpolitiek van de EU, verwachten dat scholen hun kinderen kennis bijbrengen over vreemde talen.
(https://ec.europa.eu/education/policies/multilingualism/about-multilingualism-policy_en)
Ouders staan ook achter de idee van het vroeg aanleren van vreemde talen. Het is algemeen bekend dat wij die fase in de ontwikkeling van kinderen niet mogen missen, tijdens welke ze onbewust vreemde talen oppikken op dezelfde manier als bij het leren van hun moedertaal en bovendien ook uitzonderlijk snel nieuwe woorden memoriseren.
Waarom MLA gebruiken met leerlingen van circa negen jaar?
Rond hun negende en tiende jaar beginnen leerlingen anders talen te leren: ze ontwikkelen een analytische leermethode, in die zin dat ze een 'metataal'-benadering van talen en hun grammatica kunnen begrijpen. Op welke manier helpt MLA daarbij?
MLA op die leeftijd en - iets vroeger - het herkennen en aanleren van die morfemen, die gebaseerd zijn op de hiervoor vermelde Europese talen, helpt bij het overstappen naar de analytische manier van talen leren, want het legt de basis van de metataalkennis, die de kinderen toepassen bij het aanleren van talen nadien. Natuurlijk speelt de methode die gebruikt wordt om hen Esperanto aan te leren een belangrijke rol voor het creëren van die noodzakelijke basis.
Hoe kunnen wij MLA inpassen in de taalpolitiek van een school?
MLA biedt docenten vooral hulp bij het doorgeven van vaardigheden in verband met vreemde talen en helpt tegelijk om een taalpolitiek voor de school uit te werken. Het is immers mogelijk om MLA af te stemmen op het aanbod van vreemde talen van de school en op de volgorde waarin ze worden aangeleerd.
Wat kunnen scholen erbij winnen door MLA te gebruiken?
MLA gebruiken maakt het mogelijk om in team te werken in scholen want het vereist dat we MLA inpassen in de taalpolitiek en in de leerobjecten van de scholen. Dit betekent dat we vooraf moeten plannen wanneer MLA ingevoerd zal worden en welke docenten de MLA-ambassadeurs zullen zijn voor de leerlingen. Zo krijgt de school een gereedschapsset om meertaligheid op scholen door te voeren en het doel te bereiken, dat elk kind de in de EU minstens twee vreemde talen leert.
Hoe slaagt MLA erin om de school in de omgeving in te bedden?
MLA maakt het mogelijk dat meerdere scholen samenwerken en ook dat scholen samenwerken met ouders en de bredere omgeving. Het biedt de mogelijkheid om bepaalde groepen zoals ouders en grootouders erbij te betrekken en om scholen onderling te laten samenwerken. Op die manier helpt het bij het uitwerken van een lokaal taal- en scholenbeleid.
Het onderling verbonden zijn van scholen over landsgrenzen heen is interessant, want MLA maakt het mogelijk dat leerlingen leeftijdsgenoten ontmoeten op hetzelfde taalniveau. Scholen kunnen met die gereedschapsset ook online contacten leggen of ook live uitwisselingen organiseren, wat leerlingen de mogelijkheid biedt om taal te gebruiken in een reële situatie.
Welke vaardigheden moet een docent hebben die MLA zal gebruiken?
Voorafgaande kennis van Esperanto is NIET essentieel voor docenten die MLA willen gebruiken. MLA is zo ontworpen dat elke docent die zich normaal voorbereidt op de les, MLA op een competente manier kan gebruiken. Dit is mogelijk wegens het spiraalvormig ontwerp van MLA dat de gebruiker begeleidt van eenvoudige naar meer complexe lesinhouden en door het feit dat Esperanto gebaseerd is op Romaanse, Germaanse en Slavische talen.
Het is aan te raden dat de MLA-docent een docent vreemde talen is of een docent moedertaal want iemand met een dergelijke ervaring snapt gemakkelijker het betekenisvolle gebruik van MLA als instrument om het leren van talen te versnellen. Daarnaast biedt MLA de mogelijkheid om talen te vergelijken, waaruit docenten vreemde talen voordeel kunnen halen ook met het oog op het opdoen van beroepservaring.
Docenten vreemde talen kennen benaderingen en methodes voor het aanleren van vreemde talen, begrijpen hoe taalverwerving werkt en zijn flexibel op het gebied van overdracht van leermethodes van een vreemde taal naar een andere. Nochtans, als een school de mogelijkheid heeft om een docent aan te trekken die Esperanto kent, zal het voor die docent gemakkelijker zijn want een dergelijke docent zal minder tijd nodig hebben om zijn lessen voor te bereiden.
Wanneer docenten beroepservaring opdoen, wat voor docenten gewoonlijk het geval is bij samenwerkingsprojecten tussen scholen, blijkt dat docenten gemakkelijker onderwijsvernieuwingen aanvaarden, als ze er niet alleen toe verplicht worden maar vooral er zelf in geloven. Daarom is het van belang dat docenten de kans krijgen om kennis te maken met MLA, het uitproberen en erover kunnen discussiëren met het schoolbestuur en anderen. Schoolbesturen zouden moeten helpen bij het creëren van een positief klimaat voor MLA. Positieve ervaringen van andere docenten en scholen dragen daartoe bij - voor dit project hebben wij het materiaal getest in basisschool Rudolf Maister Šentilj in Slovenië, in basisschool Retkovec in Kroatië en in basisschool Hristo Botev in Bulgarije.
Als docenten begrijpen dat MLA een concreet en praktisch hulpmiddel is om de verwerving van vreemde talen in scholen te bevorderen, zet het aan tot nieuwsgierigheid en tot de wens om, na een persoonlijke voorbereiding, MLA in hun eigen school te gaan toepassen. Dit vereist ook dat schoolhoofden en docenten zelf MLA begrijpen in de context van een taalpolitiek voor scholen en in de bredere zin, en over samenwerking met ouders en de omgeving.
Methodologische benadering van MLA
MLA heeft een spiraalstructuur. Het begint met de meest eenvoudige elementen die daarna verder worden uitgebouwd en uitgebreid. Het omvat slechts 300 morfemen, die zo zijn uitgekozen dat men er van in het begin betekenisvolle zinnen mee kan vormen. De bruikbaarheid van het beperkte aantal morfemen wordt in belangrijke mate verhoogd door de vele affixen en grammaticale uitgangen die ook deel uitmaken van die verzameling van 300 morfemen. In Esperanto kan men ze zien als praktische instrumenten, die helpen om die betekenis van woorden te verfijnen. Leerlingen leren de nieuwe woordenschat en de grammaticale uitdrukkingen door diverse spreek-, luister-, lees- en schrijfoefeningen.
De inhoud van dit leerobject van 60 uren is als volgt opgebouwd. Men begint met de eerste zes lessen van het handboek volgens de zgn. Zagreb-methode, d.w.z. met teksten die zijn aangemaakt op basis van de frequentie van de woorden in de spreektaal van kinderen. Zo gebruikt men in de eerste les de 40 meestgebruikte morfemen, in de tweede de 40 iets minder gebruikte enz., in totaal 300 morfemen, met slechts enkele uitzonderingen die niet tot de meest frequent gebruikte behoren. Zij worden gebruikt omwille van de behoeften van de lesinhoud, de inhoud van dialogen en de inhoud van andere oefeningen.
De morfemen omvatten zowel lexicale als grammaticale elementen, georganiseerd op basis van de frequentie van hun gebruik in het gesproken Esperanto. Op die manier kunnen kinderen de taal al tijdens de eerste les en vooral tijdens de tweede les al gebruiken: teksten spreken en schrijven, teksten lezen, rollenspelen en sketches. Daarom is het belangrijk om die beginoefeningen in te oefenen en te herhalen tot de docenten zien dat de kinderen alles goed hebben begrepen, zelfs als ze daardoor vertraging oplopen volgens het cursusplan. Ook is het heel belangrijk om geen morfemen toe te voegen en zo de verzameling morfemen uit te breiden.
Hoewel de docenten verondersteld zijn om in de 60 uren alle lessen door te nemen inclusief de voorziene inhoud van de blokuren, zou het al goed zijn als ze erin zouden slagen tot aan de vijfde les te geraken, waarin men de taalkundige logica van de correlatieven aanleert. Het systeem van de correlatieven is in elke taal heel ingewikkeld. In het Kroatisch bijvoorbeeld beslaat het zo'n 3000 tot 4000 woorden, die niet direct een logisch geheel vormen. In Esperanto is het heel eenvoudig: men combineert 5 x 8 elementen in een tabel van correlatieven. Combinaties van - slechts - die 40 elementen komen overeen met duizenden correlatiefvormen in andere talen. Hoewel men de correlatieven stapsgewijs introduceert vanaf de eerste les, is de volledige structuur van het systeem slechts zichtbaar na de vijfde les, en dit is een belangrijke hulp voor de kinderen bij het aanleren van andere vreemde talen.
Maar alle lessen afmaken is niet het belangrijkste. Als de docent ziet dat hij om een of andere reden de planning van zijn lessen niet kan nakomen, is het beter dat hij stopt en de stof herhaalt tot ze goed verwerkt en begrepen is. Zelfs als men er in die 60 uren niet in slaagt tot aan de vijfde les te geraken, zullen de leerlingen de meerderheid van de correlatieven al gezien hebben en zal dat volstaan om het functioneren van correlatieven in andere vreemde talen te begrijpen.
De leerlingen maken kennis met de nieuwe woordenschat en grammaticale elementen door middel van allerlei spreek-, luister-, lees- en schrijfactiviteiten die verderop in detail worden uitgelegd.
Het leermateriaal is zo gestructureerd dat de docenten hun lesuren zonder probleem in parallel kunnen voorbereiden, zelfs als ze geen voorkennis van Esperanto hebben. Elke les omvat uitleg over de nieuw aan te leren grammaticale elementen. Hetzelfde geldt voor nieuwe woorden. De planning van de uurblokken bevat ook instructies over hoe en wanneer de docenten nieuwe grammaticale elementen moeten invoeren.
De hele cursus bevat 6 lessen, die onderverdeeld zijn in afzonderlijke uurblokken. De docent kan zelf beslissen of hij de cursus geeft opgesplitst volgens de voorgestelde uurblokken (elk uurblok bestaat uit twee lesuren) of op basis van lesuren. De keuze hangt af van de mogelijkheden van de school en van de mate waarin de leerlingen geconcentreerd zijn. De inhoud laat toe om het op beide manieren te doen.
Didactisch materiaal
Het leermateriaal omvat veel activiteiten, die als doel hebben de verschillende soorten taalcompetenties te ontwikkelen en terzelfder tijd de kinderen te motiveren tot studeren. Wij gebruikten teksten, geluidsopnames, oefeningen, sketches, liedjes en online oefeningen. Je vindt alle materialen op de MLA-website https://lernu.net./instruado?lang=nl in afdrukbare vorm. Daar vind je ook de links naar de geluidsbestanden.
Tijdens een aantal lesuren voorzien we ook het gebruik van computers, er bestaan immers aparte oefeningen die de cursus vervolledigen. Daarom raden we je aan dat je de cursus klassikaal geeft, wat toelaat om de computer te gebruiken via internet. Als dat niet lukt, kan je alternatieven voorzien en de oefeningen met de computer als huiswerk geven.
Soorten materialen
- Teksten en hun geluidsopname
- De meerderheid van de lessen gaan uit van een begintekst, die nieuwe woorden en grammatica introduceert. Een opname van alle teksten is ook online ter beschikking als geluidsbestand en wij raden u aan de leerlingen tijdens het lezen al de tekst te laten vertalen met de hulp van de docent.
- Dialogen
- De materialen omvatten ook een verzameling dialogen die tot doel hebben de spreekvaardigheid te stimuleren. Door het gebruik van dialogen kunnen leerlingen al spreekervaring opdoen nog voor zij zelfstandig zinnen kunnen vormen. Wij bevelen aan dat de leerlingen eerst de dialoog per twee doorlezen en daarna voorlezen voor de cursisten. De duo's moeten de dialoog altijd eerst zelfstandig vertalen, daarmee wordt het samen leren gestimuleerd.
- Oefeningen en spellen
- Op de website vind je veel oefeningen die vooral de lees- en schrijfvaardigheid van de leerlingen stimuleren. Het merendeel kan je simpelweg afdrukken in de vorm van werkbladen. Enkele moet je vooraf bewerken (verknippen, in omslagen stoppen enz...), voor een aantal heb je een hulpmiddel (een bal bijvoorbeeld) nodig. Veel oefeningen zitten zo in elkaar dat het kind zelf zinnen (soms ook woorden) vormt. Esperanto is bij uitstek geschikt om eenvoudige combinaties van woorden en zinnen te maken met behulp van enkele eenvoudige regels zonder het risico dat je grammaticaal incorrecte zinnen maakt, het resultaat is altijd een betekenisvolle zin. Die creatieve activiteit verhoogt de motivatie van de kinderen en maakt het leren leuk.
- Vertalingen
- De oefeningen waarbij men gebruikmaakt van vertaling zijn de moeilijkere oefeningen van de cursus. Ze vormen een uitdaging voor én de leerlingen én de docent, omdat de leerlingen zich de technieken, nodig om te kunnen vertalen, meestal nog moeten toe-eigenen. Toch zijn de oefeningen om vanuit het Esperanto naar de etnische taal te vertalen, nuttig om het taalkundig bewustzijn van de leerlingen te stimuleren. Die oefeningen geven ook inzicht in de verschillen en gelijkenissen tussen talen. Dat bewustzijn heeft een positief effect op het nadien leren van vreemde talen.
- Zang en rollenspel
- Het leermateriaal omvat ook liedjes en sketches. De inhoud van de liedjes sluit aan bij de lesteksten en helpt de kinderen om op een leuke manier nieuwe woordenschat te verwerven. Sketches stimuleren het gebruik van taal in levensechte situaties en geven de kinderen op een ongedwongen en vermakelijke manier toegang tot de taal.
- Oefeningen met de computer
- Ook een aantal computerspelen maken deel uit van de cursus. Zo leren ze op een manier die dicht bij de leefwereld van het kind staat. De kinderen kunnen zelf kiezen hoeveel en in welk tempo ze de oefeningen willen maken. Bovendien bevordert het gebruik van de computer de motivatie en maakt die het leren leuker.
De oefeningen met de computer maken deel uit van de klassikale cursus. Daarom is het goed dat men de cursus geeft in een klas die daarvoor uitgerust is. Dikwijls kan men het materiaal op verschillende manieren gebruiken, bijvoorbeeld als men de computer niet wil of niet kan gebruiken. Waar er geen alternatieve mogelijkheid is, kan men een 'tussenspel' spelen (bijvoorbeeld een spel met omslagen dat inhoudelijk gelijkenis vertoont met de computeroefeningen).
De innovatie van deze cursus is het gebruik van computeroefeningen waarin de computer grammaticaal correcte zinnen maakt. Alleen is het zo dat zowat de helft van die zinnen semantisch niet correct is, de andere helft wel. De leerlingen kunnen er thuis mee spelen: de computer genereert zoveel zinnen men wil, het is aan het kind om uit te maken of ze betekenisvol zijn of niet. Dergelijke oefeningen zijn bij uitstek nuttig om de betekenis van woorden te leren. Als de kinderen de betekenis niet kennen, zijn ze verplicht om het op te zoeken of aan de docent te vragen. Als men dit dikwijls genoeg herhaalt, leren ze de betekenissen vanzelf, zonder saaie klassikale dril. - Opfrisspelletjes
- Voor kinderen is lichamelijke activiteit tijdens het leerproces bijzonder belangrijk en we raden aan om tussen alle lesblokken vijf minuten te voorzien voor een bewegingsspel. Het spel moet geen verband houden met de leerstof maar het moet het hoofd tot rust brengen en het lichaam uitdagen.
- Huistaken
- Bij elke taal die je leert moet je een bepaalde woordenschat verwerven, wat inhoudt dat je op een of andere manier de woorden herhaalt. Eigenlijk is een taal leren in slechts twee lesuren per week onmogelijk. De huistaken slaan eigenlijk de brug tussen de lesblokken; zij leiden de leerling naar de volgende etappe in het leren en zijn de sleutel tot het welslagen. Daarom voorzien we na elk lesblok huistaken. Soms zijn het oefeningen die men moet afdrukken, maar wij raden de docenten vooral aan om de leerlingen te stimuleren tot het maken van computeroefeningen, waarmee ze het leerproces eigenlijk zelfstandig verderzetten.