KI-vragen
KI-vragen worden gemaakt met tabelwoorden beginnend met KI. Een vragend KI-woord stelt de informatie voor, die men zoekt.
Het KI-woord staat normaal gezien aan het begin van de vragende zin:
- Kion vi volas? — Mi volas manĝon! - Wat wil je? - Ik wil een maaltijd!
- Kian manĝon vi deziras? — Mi deziras malmultekostan manĝon! - Welk soort maaltijd wil je? - Ik wil een goedkope maaltijd!
- Kiel vi fartas? — Mi fartas bone! - Hoe maak je het? - Ik maak het goed!
- Kiom da pomoj vi havas? — Mi havas du kilogramojn da pomoj! - Hoeveel appels heb je? - Ik heb twee kilogram appels!
- Kies estas tiu aŭto? — Ĝi apartenas al Anno! Ĝi estas de Anno! Ĝi estas ŝia! - Van wie is die auto? - Hij hoort toe aan Anne! Hij is van Anne! Het is de hare!
- Kiam do? — Morgaŭ! - Wanneer dan? - Morgen!
Men gebruikt KI-woorden ook in ondergeschikte vragende zinnen: Ŝi demandis, kion mi volas.
Ĉu-vragen
Ĉu-vragen worden gemaakt met het vraagwoordje ĉu. Een ĉu-vraag is een gesloten vraag, die vraagt om bevestiging van de juistheid van de hele zin. Het antwoord is normaliter jes (ja) of ne (nee).
Ĉu staat normaal gesproken aan het begin van de vragende zin:
- Ĉu vi komprenas min? — Jes, mi komprenas vin! Ne, mi ne komprenas vin! - Begrijp je mij? — Ja, ik begrijp je! Nee, ik begrijp je niet!
- Ĉu vi estas Kanadano? — Jes, mi estas Kanadano! Ne, mi ne estas Kanadano! - Ben je Canadees? - Ja, ik ben Canadees! Nee, ik ben geen Canadees.
- Ĉu li? — Jes, li! - Hij? - Ja, hij!
- Ĉu ĝi estas taŭga? — Jes, (ĝi) estas! - Is het geschikt? - Ja, dat is het!
Een ĉu-vraag kan ook een 'alternatief-vraag' zijn. In dat geval is het antwoord normaal gezien een keuze tussen verschillende alternatieven:
- Ĉu vi volas kafon aŭ teon? — Mi volas kafon! Mi volas teon! Mi volas nek kafon, nek teon! Mi volas kaj kafon, kaj teon! - Wil je koffie of thee? - Ik wil koffie! Ik wil thee! Ik wil noch koffie, noch thee! Ik wil zowel koffie als thee!
- Ĉu li aŭ ŝi? — Ŝi! Li! Iu ajn el ili! Neniu el ili! Ambaŭ! - Hij of zij? - Zij! Hij! Om het even wie van hen! Niemand van hen! Beide!
Antwoordwoorden
Om te antwoorden op ĉu-vragen kan men gewoon een (korte of lange) zin uitspreken, die een antwoord geeft op de vraag:
- Ĉu vi amas min? — Mi amas vin! - Hou je van mij? - Ik hou van jou!
- Kaj ĉu vi longe lernis? — Ho, mi lernis ne malpli ol tri jarojn. - En heb je lang gestudeerd? — O, ik studeerde niet minder dan drie jaar.
Maar normaliter worden de antwoordwoorden jes (ja) en ne (nee) gebruikt. Zo'n antwoordwoord staat gelijk met een hele op zichzelf staande zin. Maar vaak wordt na het antwoordwoord alsnog een hele of gedeeltelijke antwoordzin toegevoegd voor extra duidelijkheid.
Jes
Het antwoordwoord jes geeft een bevestigend antwoord:
- — Ĉu vi volas kafon? — Jes! (= Mi volas kafon.) - Wil je koffie? — Ja! (=Ik wil koffie.)
- — Ĉu vi ion deziras? — Jes! (= Mi ion deziras.) - Wil je iets? — Ja! (=Ik wil iets.)
-
Ĉu la Universala Kongreso estos en Eŭropo ĉi-jare? — Mi pensas, ke jes! = Mi pensas, ke ĝi ja estos en Eŭropo ĉi-jare! - Zal het Universeel Congres in Europa zijn dit jaar? — Ik denk van wel! = Ik denk dat het inderdaad in Europa zal zijn dit jaar!
Het antwoordwoord jes vervangt de volledige ondergeschikte zin waar het antwoord in staat (behalve het inleidende woordje ke).
Binnen een zin mag men jes niet gebruiken om de juistheid van een iets te benadrukken. Voor zoiets gebrukt men het woordje ja. Zeg niet: Tiu ĉi suko ne estas dolĉa, dum tiu alia jes estas. Maar zeg: Dit sap is niet zoet, terwijl het andere dat wel is.
Ne
Het antwoordwoord ne geeft een ontkennend antwoord:
- — Ĉu vi volas kafon? — Ne! (= Mi ne volas kafon.) - Wil je koffie? — Nee! (= Ik wil geen koffie.)
- — Ĉu vi ion deziras? — Ne! (= Mi nenion deziras.) - Wil je iets? — Nee! (= Ik wil niks.)
- Ĉu li estas blondulo aŭ brunulo? — Ne, pli kaŝtanhara. = Li estas nek blondulo nek brunulo, li estas pli kaŝtanhara. - Is hij blond of bruin? — Nee, eerder kastanjebruin. = Hij is noch blond, noch bruin, hij is eerder kastanjebruin.
- Ha, ĉu efektive la malgranda Kay mortis? La rozoj estis sub la tero, kaj ili diras, ke ne! = ...ili diras, ke li ne mortis. - Ah, is de kleine Kay inderdaad gestorven? De rozen zaten onder de grond, e hij zei van niet! = ...zij zeiden, dat hij niet gestorven was.
Let op het verschil tussen ne als ontkennend woord in een zin, en ne als antwoordwoord:
-
Ne venu ĉi tien! = Mi volas, ke vi ne venu ĉi tien. - Kom niet hierheen! = Ik wil dat je niet hierheen komt.
Ne ontkent de persoonsvorm.
-
Ne, venu ĉi tien! = Ne! Mi ja volas, ke vi venu ĉi tien. - Nee, kom hierheen! = Nee! Ik wil wel dat je hierheen komt.
Ne is een antwoordwoord, en speelt min of meer de rol van een zelfstandige hele zin.
Als er direct na het antwoordwoord ne een zin volgt, die begint met een werkwoord, moet men tijdens de uitspraak een duidelijke pauze laten na ne om misverstanden te vermijden.
Jes en ne bij ontkennende vragen
Er bestaan twee manieren om met één woord te antwoorden op een ontkennende vraag. Eén systeem komt meer voor in Westerse talen, het andere komt meer voor bij Oosterse talen. Daarom kan men gewagen van een Westers en een Oosters gebruik, maar eigenlijk bestaan beide systemen naast elkaar in veel landen en talen. Ook in Esperanto komen beide voor. Zamenhof gebruikte ja en nee meer volgens het Westerse systeem, maar hij gebruikte ook een aantal keer het Oosterse.
Het Westerse systeem
In het Westerse systeem vervangt jes een positieve antwoordzin, en ne vervangt een ontkennende antwoordzin. Een ontkennende antwoordzin is een zin met het ontkennende woord (ne of een NENI-woord) in het hoofdzin-gedeelte. In het Westerse systeem is de betekenis van een antwoordwoord onafhankelijk van de vraagvorm. Als de vraag ontkennend is, antwoord, antwoordt men met hetzelfde antwoordwoord, dat men zou gebruiken, als het een vraag was zonder ontkennend woord. Wat telt is alleen de vorm van de antwoordzin, die het antwoordwoord vervangt:
-
Ĉu vi volas kafon?
- Wil je koffie?(een bevestigende vraag)
- — Jes! (= Mi volas kafon.) - - Ja! (= Ik wil koffie.)
- — Ne! (= Mi ne volas kafon.) - - Nee! (= Ik wil geen koffie.)
-
Ĉu vi ne volas kafon?
- Wil je geen koffie?(ontkennende vraag)
- — Jes! (= Mi volas kafon.) - - Ja! (= Ik wil koffie.)
- — Ne! (= Mi ne volas kafon.) - - Nee! (= Ik wil geen koffie.)
-
Ĉu vi nenion deziras?
- Wil je niks?
- — Jes! (= Mi ja deziras ion.) - Ja! (= Ik wil wel iets.)
- — Ne! (= Mi deziras nenion.) - Nee! (= Ik wil niks.)
Om (volgens het Westerse systeem) bevestigend te antwoorden op een ontkennende vraag, kan men het benadrukkend antwoord Jas inderdaad! = Jes, zo is het inderdaad! (of gelijkaardig): Wil je de koude koffie niet drinken? — Ja inderdaad! (= Ja, ik wil het inderdaad drinken.) Enkelen gebruiken nochtans i.p.v. ja inderdaad.
Het Oosterse systeem
In het Oosterse systeem bevestigt jes exact wat het antwoord bevat en ne ontkent de hele vraagzin. In dat systeem verwisselen jes en ne van rol bij ontkennende vragen:
-
Ĉu vi volas kafon?
- Wil je koffie?(een bevestigende vraag)
- — Jes! (= Mi volas kafon.) - - Ja! (= Ik wil koffie.)
- — Ne! (= Mi ne volas kafon.) - - Nee! (= Ik wil geen koffie.)
-
Ĉu vi ne volas kafon?
- Wil je geen koffie?(ontkennende vraag)
- — Jes! (= Mi ne volas kafon.) - - Ja! (=Ik wil geen koffie.)
- — Ne! (= Mi ja volas kafon.) - — Nee! (= Ik wil inderdaad koffie.)
-
Ĉu vi nenion deziras?
- Wil je niks?
- — Jes, mi nenion deziras. - Ja, ik wil niks.
- — Ne, mi ja deziras ion. - Nee, ik wil inderdaad iets.
Twee soorten logica
Beide systemen om op ontkennende vragen te antwoorden zijn logisch, maar op een verschillende manier. Het zou goed zijn moest er slechts één systeem bestaan in het Esperanto. In principe kan men het Westerse systeem aanraden, omdat het het tot nu toe meest gebruikte is, en duidelijk het meest gebruikt door Zamenhof. Maar het blijkt dat het niet mogelijk is om tot een heel éénvormig gebruik van één enkel systeem te komen. Beide soorten zijn te vinden in de taal. Om die reden moet men voorzichtig zijn bij het beantwoorden van ontkennende vragen? Bij voorkeur voegt men een duidelijke antwoordzin toe om misverstanden te vermijden.